Verordening wonen

Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen bepaalt dat een gemiddelde woondichtheid van 15 woningen per hectare moet gerealiseerd worden in de kernen van het buitengebied. Dit heeft ertoe geleid dat de laatste jaren vele stedenbouwkundige vergunningen voor verdichtingsprojecten (inbreidingsprojecten, appartementsgebouwen,...) zijn ingediend bij de stad. Zo werden er verschillende verdichtingsprojecten gerealiseerd met hoge woonkwaliteit, maar werden er anderzijds ook projecten gerealiseerd met een minder hoge of beperkte woonkwaliteit.

Om dergelijke projecten te beoordelen bestond er geen (juridisch) kader, waardoor het niet voor iedereen altijd even duidelijk was waarom bepaalde verdichtingsprojecten wel en andere niet goedgekeurd werden.

De visie uit het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) biedt terzake een kader, maar dit is vrij algemeen. Er was bijgevolg nood aan een verdere verfijning van dit algemene kader én was het bovendien opportuun om enkele aspecten van woonkwaliteit juridisch te verankeren. Daarom koos de stad ervoor een stedenbouwkundige verordening wonen op te stellen.

Binnen het erg diverse woningaanbod worden er 6 basisypes onderscheiden: gezinswoningen, starterswoningen, appartementen, studio's, zorgwoningen en assistentiewoningen. Voor elk type worden er bepaalde eisen opgelegd die de woonkwaliteit ten goede kunnen komen (oa. Minimum oppervlaktes, terrasoppervlaktes, ...). Uiteraard hangt woonkwaliteit niet enkel af van deze 'meetbare' criteria, maar zal ook de interne organisatie, oriëntatie, lichtinval, ... van een woongelegenheid meespelen. De criteria moeten bijgevolg als minimumeisen gezien worden.